HET BUITENMUSEUM 1

KLOMPEN EN GEREEDSCHAP

In dit buitenmuseum is het vak van de klompenmaker, de griendwerker en de rietdekker te bewonderen.
Het bootje was om het riet uit het water te halen!

De klompenmaker

De klompenmaker is echt een vakman. Iedere streek kent zijn eigen model klomp. Als de klompenmaker de juiste wilg of populier heeft gevonden, kan hij aan de slag.
Hij begint met het op maat zagen of bollen. De buitenkant wordt dan met een dissel en een hakbijl bewerkt. Om de klomp iets mooier te maken wordt een paalmes gebruikt.
Voor de binnenkant gebruikt de klompenmaker een snijpaal, voorboor, bodemmes, krulmes en een hakhaak. Een maatlatje is ook niet overbodig. Een volle werkplaats dus!

Warme voeten voor weinig

Aan het begin van de twintigste eeuw brengt een bos van veertien paar mansklompen 3,5 gulden op. Daarvoor moet een klompenmaker drie lange dagen werken. Veel winst maakt hij daarom niet, maar met een paar goede klompen heeft de rest van het dorp in ieder geval nooit koude voeten.
‘Nu breekt mijn klomp,’ hoor je wel eens. Het zwakste deel van de klomp is de kap. Dat wil nog wel eens barsten. Gelukkig kan de klompenmaker dat repareren met een kramband.

De griendwerker

De griendwerker snijdt in drassige gebieden de onderste takken van allerlei soorten wilgen.
De griendwerker wordt ook wel een grienduil genoemd, omdat hij bijna dag en nacht in touw is. Het duurt een paar uur voordat hij op zijn werkplek is: daarom slaapt de griendwerker doordeweeks in een griendwerkerskeet. Door de vele ratten bewaren de griendwerkers hun eten voor de hele week in een kooikissie. Aan het einde van de week is het eten helaas vaak niet lekker meer.
Omdat wilgen alleen in de winter gekapt worden, hebben griendwerkers in de zomer vaak geen werk.

Waarom takken?

Bij een dijkaanleg versterken de wilgentakken de dijkvoet. Door ze op een rij in de grond te stoppen krijg je een mooie erfafscheiding. Je kan er ook manden en korven van vlechten!

De rietdekker

Je kunt riet gebruiken als bescherming tegen de vorst en als isolatiemateriaal in de bouw, maar ook als dakbedekking. Dat is specifieker werk.
In het museum zijn veel gereedschappen te zien die in de twintigste eeuw gebruikt worden, zoals een dekgar, de skiet, de dekhaak, een boom, een dekstoel, een dekspaan of drijfbord. Deze namen van het gereedschap verschillen per streek.
Met een snijbak worden de onderkanten van het riet schoon gesneden. De nok wordt afgewerkt met omgekeerde graszoden of later met special gebogen tegels uit de aardewerkfabriek.